De onderwerping van Naarden

Een fragment uit Commentaar over de gebeurtenissen uit de oorlog in de Nederlanden in de jaren 1567–1577 door Bernardino de Mendoza, lid van de generale staf van de hertog van Alva:

Don Frederik (de zoon van Alva) trok met het leger op naar Holland langs de dijk van Naarden. Hij beval dat drie compagnieën zich moesten legeren in Rhenen, Amersfoort en Utrecht, terwijl hij met de rest van het leger door Naarden trok, dat hij (…) onderwierp en plunderde. Dat was omdat de rebellen van de stad zich niet wilden overgeven en heel halsstarrig waren, terwijl het maar een klein, bijna niet te verdedigen stadje was en hij hen had gewaarschuwd dat hij de artillerie zou inzetten om hun hun verdiende loon te geven als zij zouden volharden in hun dwalingen.

Omdat ze geen gehoor gaven aan het verzoek tot overgave, liet hij de artillerie aanrukken. Toen de inwoners dat zagen, kwamen ze naar buiten om te praten (…). Maar terwijl er werd onderhandeld, verbraken de inwoners hun woord door op (ons) te schieten met musketten. Dit provoceerde onze soldaten, die het volk aanvielen en wel met zo veel woede dat ze iedereen die ze gewapend aantroffen over de kling joegen. Ze staken de huizen in brand, zodat alles afbrandde behalve de kerk en een nonnenklooster, die aan de vlammenzee ontsnapten. Dit was een afstraffing die wel met speciale goddelijke toestemming moet hebben plaatsgehad, aangezien de plaats Naarden de eerste van Holland was waar men de ketterij toeliet, die zich zo eerst onder de bewoners had genesteld en zich vervolgens had verspreid over de andere steden van het gewest.

Advertentie