In 1862 zegt Otto von Bismarck in zijn eerste redevoering als kanselier van Pruisen:
Wij hebben te warm bloed, we hebben de neiging een te grote wapenrusting voor ons smalle lijf te dragen. Nu moeten we die ook benutten. Duitsland kijkt niet op tegen het liberalisme van Pruisen, maar tegen zijn macht. (…) Pruisen moet zijn krachten bundelen en bijeen houden tot het juiste moment (…). Sinds de verdragen van (het Congres van) Wenen zijn de grenzen van Pruisen niet gunstig voor een gezonde staat. Niet door redevoeringen en meerderheidsbesluiten worden de grote vraagstukken van de tijd opgelost, dat was de grote fout van 1848–1849, maar door ijzer en bloed.