Margaretha van Parma matigt de ketterplakkaten

In 1566 vaardigt landvoogdes Margaretha van Parma een Moderatie (matiging) van de ketterplakkaten uit:

En aangaande alle andere ketters, behalve predikanten, wederdopers en zij die opnieuw in ketterij zijn vervallen, van welke sekte ook (…). Waarbij aangemerkt wordt dat velen van hen zeer dikwijls vallen in dwaling door simpelheid, onwetendheid en wankelbaarheid door ouderdom en omstandigheden en door verleidingen die predikanten met kwade opzet gebruiken. Daarom willen wij wat matiging aanbrengen op onze oude plakkaten: (…) iedereen die, hoewel zij gevangen mochten zijn voor het strafbaar feit van ketterij of voor overtreding van de plakkaten, onderwezen zijn van de waarheid en weer de religie aanhangen en terugkomen op hun dwaling, zullen de eerste keer gratie hebben en vergiffenis krijgen op voorwaarde dat zij de dwaling openlijk afzweren. Maar indien zij volharden, zullen zij verbannen worden en gedwongen om terstond te vertrekken uit onze Landen van Herwaerts Over (de Nederlanden), behoudende nochtans hun goederen.

Advertentie