In 713 wordt er een verdrag getekend tussen Abd al-Aziz ibn Musa, de aanvoerder van het moslimleger en Theodomir, koning van een deel van het Visigotische gebied in Spanje:
Theodomir geeft zich over onder voorwaarde dat hij, noch zijn onderdanen, aan enige overheersing van buitenaf zullen worden onderworpen; dat zij niet gedood of gevangen gezet zullen worden en van elkaar zullen worden gescheiden; dat zij niet vanwege hun geloof zullen worden vervolgd en dat hun kerken niet worden verbrand. Theodomirs heerschappij zal hem niet worden ontnomen zolang hij trouw is en zich houdt aan hetgeen hij met ons (Abd al-Aziz ibn Musa) is overeengekomen. Het verdrag van overgave strekt zich uit over zeven steden, te weten: Orihuela, Valentila, Alicante, Mula, Bigastro, Eyyo en Lorca.
Theodomir en de zijnen dienen elk jaar per persoon één dinar (een Arabische munt) te betalen en vier maten tarwe, vier maten gerst, vier kruiken stroop, vier kruiken azijn, twee kruiken honing en twee kruiken olie.